WANDELEN IN TEEKJESLAND.

Als onderdeel van mijn kuur voor de verlaging van de bloedsuiker, wandelen wij meer en meer. Vaste routine. Wij, de protagonisten, dat zijn Pruts, eerder voorgesteld, en ik. Beiden met een te hoog suikergehalte en beiden lichtjes in overgewicht. Maar we werken er stevig aan.

Dus als protagonisten nemen we dagelijks het risico om dwars door het gras, de paadjes, onder de bomen te lopen, mogelijk als prooi voor de schaduwzijde-bewoners van het bos, de antagonisten: teeken! Iedereen heeft er wel al mee te maken gehad of heeft er al van gehoord: niet veel goeds, bloedzuigers, ziekte van Lyme, spinachtige … Ze horen bij de mijten, al even slecht.

Verschrikkelijke beesten die je bespringen, hun tong door je huid friemelen, een stof die het bloed niet laat stollen naar binnen rochelen, met sterke lijm zichzelf verankeren, en zo je bloed slurpen. Langzaam, ze nemen hun tijd. Het klinkt erger dan het is, de beestjes zijn héél erg klein, er gaan er wel vijf van op het kopje van een lucifer. Maar goed, ze kiezen hun prooi selectief op basis van geur en lichaamswarmte, elke prooi is goed, als er maar bloed inzit. Daar zuigen ze zich vol mee, laten los, en gaan rentenieren. Soms kunnen ze wel een jaar of meer verder, dus niks te doen dan voor het nageslacht te zorgen. Ook dat nog!

Maar Pruts is behandeld tegen teeken, hij heeft, zeg maar, een “teeken-stank” op zich. En ik denk dat ikzelf, door het warme contact met Prutske, dezelfde stank draag, zeg maar een soort van bodylotion. En zo gaan wij ongemoeid ons gangetje, veilig voor de duizenden wellustige creaturen die ons beloeren maar hun neus voor ons ophalen, minachtend. Als Elletje dit leest krijg ik haar nooit meer het bos in dus. Ik had beter geschreven dat ze deze beesten massaal los laten in de Antwerpse winkelstraten tijdens de solden periode. Als goede raad geef ik dus mee: “A Prutskes knuffel a day, keeps the teeken away !!!”

Antagonisten als big brother dus, meekijkend over onze schouders.

Even erg is het thema van gesprek dat de laatste tijd steeds vaker de kop op steekt: de politiek! Interresant voor de ene, weerzinwekkend voor de andere, maar meestal draaien de gesprekken uit op een grote gelijkenis met het leven van de monsterachtige teeken. Big brother die over onze schouders meekijkt of er geen graantje meer mee te pikken is. Wachtend op het juiste moment om toe te slaan, niet met tong en gif, maar met aanslagbiljetten allerhande, inkomens-, on(t)roerende-, gemeente-, provinciale-, federale-, nationale-, Europese belastingaanslagen, hoe houdt een arme gepensioneerde dit vol. Maar hier helpt geen “belastings-stank” tegen en inenten is onmogelijk. Ze krijgen je zowiezo, die politiekers, en bloeden zullen we. En als ze dan uiteindelijk vol gezogen zijn van ons zweet, bloed én tranen, laten ze los, trekken naar Spanje, Toscane of de Belgische kust, en laten de volgende aanvalsgolven over aan hun nazaten.

De natuur heeft het normaliter fijn geregeld allemaal, en ik ben de eerste om het te beamen. Maar deze kronkels gaan boven mijn pet. Van de kleine spinnetje kan ik nog begrip tonen, de tweede soort antagonisten daarentegen …

Heel lang geleden zong Louis Neefs al profetische woorden: “Laat ons een boom en wat gras dat nog groen is, laat ons een bloem en het zicht op de zee. Vergeet voor één keer hoeveel geld een miljoen is, de wereld die moet nog een eeuwigheid mee !!!”

Groetjes vanuit mijn toekomstvrezende hartje, mijn bange zieltje, telkens ik de rekeningen uit mijn brievenbus haal; en mijn buikje waarvan de antropologische studie zegt:

“Dear stomach,
You’re not hungry,
You’re spoiled!
Shut up !!!”