#200

Tweehonderd. Deux cent. Zweihundert. Two hundred. Duecento. Doscientos. Dvesti. Iki yüz….

Zoveel manieren om tweehonderd te schrijven en dat mag ook want ik ben er trots op dat het stukje dat jij nu leest, lieve lezer, het 200e “zjoetje” is dat ik schreef. Nooit had ik gedacht dat ik zover zou geraken. En toch…

Oprechte dank ben ik verschuldigd aan mijn in-lezers Nelly en Lisette, mijn corrector Anna-Simone en mijn webmaster Tom.

Maar ook dank aan jullie, mijn lezers, met de motiverende commentaren en de steun die ik ontving.

Als ik reken met een gemiddelde van ongeveer 20 stukjes per jaar moet ik dus nu ongeveer 10 jaar bezig zijn. En of ik er nog eens zoveel kan bijschrijven…? Wie weet?

Jan, mijn vriend die op tweede Kerstdag overleed, is maar 75 jaar mogen worden. Als ik zijn weg volg heb ik nog een kleine drie jaar om te produceren, dus 60 stukjes maximaal en klok ik af op 260.

Maar als ik mijn vriend Henri zal volgen – hij overleed op 3 augustus op 94 jarige leeftijd – dan heb ik nog 22 jaar te gaan. Dus even rekenen: nog 440 zjoetjes!

Met de teller op 640!

Het exacte cijfer zal er wel ergens tussenin gaan liggen. “On vera”, zei de blinde, en hij viel in de gracht!

Maar laat mij maar bescheiden, nederig blijven en zeker niet lijden aan het “dikke-nek-syndroom”. 

Want het tegenovergestelde van “nederig” is “hoogmoedig”, synoniem va“arrogant”. En zo wil ik zeker niet gekend zijn. Nederig mag wel al is het moeilijk nu, bij het schrijven van dit tweehonderdste stukje.

Ik moet nu spontaan denken aan het mythische verhaal van Icarus en zijn vader Daedalus. 

Icarus zal sterven door zijn hoogmoed en zijn overmatige trots.

De jonge Icarus wil graag vliegen en vraagt zijn vader Daedalus om vleugels voor hem te maken en dat doet de man dan ook, met veren en was… en met de waarschuwing om niet té hoog te vliegen. Maar Icarus luistert niet naar de wijze raad van zijn vader en vliegt te hoog en te dicht bij de zon. Daardoor smelt de was van zijn vleugels en stort hij in de zee waar hij jammerlijk verdrinkt.

De vader moet nu alleen en gebroken verder, dolend in het door hem ontworpen labyrint van Knossos op Kreta.

Was het de hoogmoed of het hunkeren naar de zonnewarmte, zoals wij nu? 

Het zal wel een mysterie blijven. Een mythe.

Ik blijf wel met mijn voetjes op de grond. Werken aan de volgende tweehonderd!

Groetjes vanuit mijn zieltje dat nu de winterse kilte en nattigheid grondig beu is en “reikhalzend” uitkijkt naar de warmte van het nakende voorjaar in steeds langer wordende dagen;

vanuit mijn hartje dat trots en fier dit tweehonderdste exemplaar boven de doopvont houdt maar toch bescheiden het verhaal van Icarus in gedachte houdt

en vanuit mijn buikje dat, ondanks de overdaad aan “bubbels” van de laatste weken, beseft dat deze gelegenheid toch dwingt tot het heffen van het glas!

Tot slot een toepasselijk gedicht van H.J.C. Obdeyn:

Als ik er niet meer ben, 
Dan zullen er anderen wezen.
Wie zal dan nog voor hen
Mijn “zjoetjes-teksten” lezen?

Nu denk ik dat ik wat ben,
O ijdele nietigheid!
Ik, die mijzelf niet ken
Verwaai door de Eeuwigheid.

‘t Oneindig jarental
Wist elke gedachtenis.
Niets wat nog groeien zal
Van hetgeen nu bloeiend is!

Ik neem een hand vol as
En strooi die op mijn hoofd.
Zoals die as, wordt alras
Ook mijn leven uitgedoofd.

(Nvdr: Regel 4 van dit gedicht is niet van de Heer Obdeyn maar werd lichtjes aangepast aan de context)

Recente Reakties