Fictie uit Stevensvennen

Een godvergeten hoekje van Lommel, waar ik geboren en getogen ben. Situeer het in de westhoek van de kanaalsplitsing kanaal van Beverlo/Maas-Schelde kanaal. Bingo. Drie voorsteden: Russendorp, Klein Duitsland en de Blauwe kei. De “kaai” noemden wij deze toeristische trekpleister door de dancing van “Dikke Louis” mét decap-orgel, kruispunt van diverse wandel- en fietspaden, oord van schippersvertier. Gelegen aan sas 1, als begin van een hele reeks sassen tot aan het Albertkanaal en verder de Antwerpse haven. Ik werd er ook gevormd met een brede basis, met dank aan de meester der meesters: meester Bergmans. Vier jaar heb ik in zijn klas mogen zitten, eerste, tweede, vijfde én zesde studiejaar. En daar heeft hij, en hij alleen, de kiemen gelegd voor mijn ruime interesses. Eén voorbeeld: dank zij hem heb ik besef mee gekregen wat “klassieke muziek” is en dat de inhoud kan en zal ontroeren. Elk jaar bracht hij een grammofoon mee naar de klas en vertelde hij ons de verhalen, als bijvoorbeeld Smetana zijn Moldau liet stromen van bron tot monding, langs taferelen als stoeten, bruiloften, hofhoudingen … Dank je wel meester, respect. Zijn graf is voor ons ook een altaar van ons verleden, net als dat van mijn vader; ze liggen amper 10 meter uit elkaar in het “Dal der Stilte” te Stevensvennen. Een markant figuur.

Nog zo iemand was Juul VdTj. Oud, klein ventje, steeds op wandel … ik heb hem nooit anders gekend. En daar gaat dit verhaal over.

We woonden in de Dijkstraat z/n (zonder nummer). Zover was de beschaving nog niet opgeschoten. Die dijk was niet als nu, zeker geen paradijs voor fietsers, maar opgehoogd met maaskiezel, stenen de één al wat groter dan de ander. En daar wandelde Juulleke met zijn pijpje in zijn mond en als er vissers zaten dan kregen ze een praatje. Meestal was dat alleen de Mispellier, als beroepsdopper had hij veel tijd. Maar hij had ook mooie dochters, geheel terzijde.

Juullekes neuswarmerke, zo werd zijn pijp genoemd, had een rechte steel, niet erg lang, oorzaak van de ellende hierna beschreven.

Op een zonnige morgen wandelde Juulleke parmantig over de dijk, pijpje in de mond en zijn handen achteloos op de rug achter de broeksband en de bretellen gestopt. Door zijn rook had hij de steen niet opgemerkt die duidelijk hoger lag dan de rest en Juulleke viel. Maar omdat zijn handjes vast zaten kon hij zich niet “bumperen” en viel hij pardoes recht met zijn snuit in de maaskiezel. Zijn klak rolde de vaart in, maar het ergste was dat zijn pijp dwars door zijn gehemelte schoot en Juulleke’s bloed spoot uit zijn mond en doofde de tabaksgloed. Gelukkig had “den Ums”, die onder aan de dijk een boerderij had, alles gezien. Hij belde de “900”, hielp Juulleke rustig blijven en viste zijn klak uit het water. Enfin, ambulance kwam, Juulleke erin, naar de kliniek van Lommel, die was er toen nog, spoedoperatie en de pijp werd kundig door dokter Gorris verwijderd. Maar ….

Toen Juulleke uit de narcose ontwaakte stond de dokter aan zijn bed en vertelde hem van de ernst van zijn wonde en van de onnoemelijke “chance” dat hij gehad had dat “den Ums” zo alert had gereageerd. Maar de wonde moest bedekt blijven met een grote dot watten en mocht zeker niet vochtig worden de eerste 24 uur. Dus niks eten én zeker niks drinken. Onder geen beding.

Vijf uren had hij volgehouden. Dan heeft hij de alarmbel gebruikt en het toegesnelde nonnetje toegeroepen :

“Dooost, dooost !!!” Probeer zelf maar eens “dorst” te zeggen met de mond vol watten. Het kliniek was toen nog be-“man”-d door nonnekes, angels of mercy, maar deze was onvermurwbaar: neen, nog 19 uur volhouden.

Drie uur later, zelfde scenario, Juulleke belt, “dooost, dooost”, nonneke weigert. Nog 16 uren te gaan. Ondertussen was de dagploeg vervangen door de nachtzuster en ook zij had al meermaals hulp moeten weigeren, voor je eigen goed, jongen. De dokter heeft het zo bevolen. Maar tegen het ochtendgloren aan had ze zo’n intens medelijden met het kleine magere ventje dat ze met een oplossing kwam. Immers, misschien was hij aan het uitdrogen en hij zag er zo al er uitgedroogd uit. Dus stelde ze Juulleke een lavement voor met wat lauwe thee, tegen het uitdrogen, misschien zou dat wat soelaas brengen, oké? Alles was goed voor de Juul, als hij maar van die “dooost” afkwam. Zo gezegd, zo gedaan. De thee werd gezet, afgekoeld tot lichaamstemperatuur, overgegoten in een lege infuuszak en naar Juullekes kamer gesmokkeld. De barmhartige samaritaanse draaide ons ventje in buiklig, poepke bloot, plastiek spuitstuk in Juullekes uitgang, en de thee begon te lopen en verdween zo, lichtbruin, in het poepke.

-Hooow, hooow, krijste het ventje ineens, en ons nonneke kneep geschrokken en ontdaan de infuusdarm dicht. Wat was er aan de hand, toch niet te heet, te veel debiet, te ….

Het was Juulleke zelf die aangaf wat er fout zal:

-Er zit geen suiker in !!!!

Groetjes vanuit mijn fictie-minnend hartje, mijn soms niet naar waarheid hunkerend zieltje en mijn buikje dat zelfs met thee zonder suiker zou knorren van kontentement.

 

Dit cursiefje werd al eens eerder geplaatst, maar was zo goed dat we besloten het nog eens naar voren te brengen. Kwestie van de mensen te geven wat goed is. [Tom, de webmaster]

Recente Reakties